1946:
In de zomer van 1946 kampeerde de Dennengroep in Doetinchem onder leiding van de heer Molema. De
dertig jongens werden in een open vrachtwagen van Fokke Kalk naar Doetinchem gebracht. De jongens
sliepen in een grote ronde tent, direct op het grondzeil. Slaapzakken waren toen nog niet te krijgen,
zodat de jongens sliepen tussen heel ingewikkeld opgevouwen dekens. Deze werden vastgemaakt met grote
veiligheidsspelden of riemen. Het was niet eenvoudig om daar ’s nachts uit te moeten kruipen om te plassen!
1947:
Een jaar later kampeerden de jonge padvinders in Overveen bij Haarlem. De groep fietste eerst naar
Zwolle, stapte vervolgens op de nachtboot over het IJsselmeer naar Amsterdam en fietste vervolgens
naar Overveen. De zomer van 1947 was erg warm en de jongens waren daarom vaak aan het strand te vinden
en in het koele water van Kraantje Lek.
1948:
In 1948 werd weer in Doetinchem gekampeerd in zware donkergroene legertenten. 's Nachts werd wacht
gelopen omdat uit de nabijgelegen jeugdgevangenis Kruisberg nog wel een iemand ontsnapte! Eén van de
wachten hoorde tegen de ochtend een geluid in het bos en werd zo bang dat hij in een grote
foeragekist
kroop, waar hij de volgende ochtend in werd terug gevonden. Geen ontsnapte gevangene, het geluid werd
gemaakt door eekhoorns.
1949:
Het zomerkamp in 1949 was in de buurt van Goor op het terrein van een boer in de Markeveldse Es.
1950:
In 1950 werd het 40-jarig bestaan van de Nederlandse Padvinders Vereniging gevierd in het buitencentrum
van de vereniging in Ommen. Een nationaal kamp met een internationaal tintje dankzij de aanwezigheid
van een aantal buitenlandse groepen. Dichtbij het centrum van Ommen vonden alle activiteiten plaats waarbij
het defilé voor de Koningin een hoogtepunt was.
1951:
In 1951 gingen welpen en verkenners samen op zomerkamp in Ommen. Het zal niet alleen aan dit
zomerkamp gelegen hebben, maar de twee welpenleidsters, Hil Soer en Klaasje Brinkman, leerden hier
hun latere echtgenoten, de leiders van de verkenners, Ubel Nonkes en Hans Das beter kennen. De
welpen bezochten de volgende jaren zomerkampen in Spier en ook wel het Noordelijk Pinksterkampen in
Anloo.
Een bijzonder voorschrift bij deze laatste welpenkampen was dat de vrouwelijke leiding ’s nachts niet
bij de welpen mocht slapen. Voor hen was een afgelegen heideterreintje gereserveerd. Omdat het vaak
voorkwam dat er bij de groep welpen geen mannelijke leiding aanwezig was, moest er in dat geval een
vrijwilliger onder de voortrekkers van het Pinksterkamp gevonden worden die bij de welpen wou slapen.
1952:
In 1952 was het zomerkamp voor de verkenners in Dalfsen, een gezamenlijk kamp met de groepen uit
Coevorden en Dalfsen. Leiders waren Jan Cees Hofkamp, Luuk van Bruggen, Hans Das en Ubel Nonkes. De
gemeente Dalfsen, in de persoon van burgemeester Van Bruggen, oud gemeentesecretaris van Emmen en
bestuurslid van de vereniging in Emmen, had ervoor gezorgd dat op het afgelegen kampeerterrein een
waterpomp aanwezig was en hout voor brandstof en pionieren. Een tiendaags zomerkamp waar 70 padvinders
onvergetelijke dagen doorbrachten. De Emmer Courant deed uitgebreid verslag. Iedere dag stond in het
teken van een bekende figuur zoals Columbus of Winnetou. De opdrachten die de verschillende patrouilles
voor die dag kregen, sloten aan bij deze bekende figuur.
1958: Ootmarsum
1959: Holten
1960: Haselünne
1961: Osnabrück
Het jaarlijkse Noordelijk Pinksterkamp in Anloo werd trouw bezocht.
De welpen hadden in de jaren 1946 tot en met 1949 hun zomerkamp in instellingen die de rest
van het jaar onderdak boden aan moeilijk opvoedbare kinderen.
Bronnen:
S.Hoek-Beugeling
U.Nonkes
Emmer Courant (diverse)
De volgende boeken zijn bij Historisch Emmen bekend:
Titel |
"Het oude dorp" |
Ondertitel |
30 verhalen (over het padvindersleven in Emmen) |
|
|
Auteur |
T.v.d.Duin schuilnaam voor B. Thedinga |
Uitgever |
N.V. Drukkerij v.h. W. ten Kate |
Jaar |
1962 |
ISBN |
- |
|