Van 1024 tot 1522 maakten de bisschoppen van Utrecht de dienst uit in
Emmen. Het is een lange maar belangrijke periode in de geschiedenis van
Emmen, want uit deze tijd stammen de heden ten dage oudst bekende vermeldingen waarin de naam Emmen voorkomt.
Dit hoofdstuk gaat over een brand in 1228 die geheel Emmen verwoestte.
De bisschoppen van Utrecht lieten zich niet tot weinig in Drenthe zien. Zij stelden drosten
(landvoogden) aan die de zaken in het verre afgelegen Drenthe voor hen moesten regelen.
Eén van deze drosten was Rudolf III van Coevorden (1195-1229), die aldaar op het kasteel woonde.
Coevorden was de toegangspoort tot het vrijwel ontoegankelijke Drenthe. Wie Coevorden bezat, bezat
Drenthe. Het streven van Rudolf was onafhankelijkheid, dit geheel tegen de zin van bisschop Otto van der Lippe (Otto II).
Ook de invloedrijke familie Gelkingen uit de stad Groningen speelde een belangrijke rol in de
strijd van de stad tegen de bisschop van Utrecht. Ook zij wensten zich niet te richten naar het gezag van de
bisschop. Dit gezag werd voor de bisschop uitgevoerd door leden uit het geslacht Van Groenenberg. De laatste telg
uit dit geslacht was Egbert van Groenenberg die een jarenlange strijd uitvocht met de volgelingen van de Gelkingen.
Rudolf van Coevorden schoot op zeker moment deze Gelkingen te hulp waarbij Rudolf van Coevorden de zetbaas van de
bisschop, Egbert van Groenenberg, in eerste instantie verjoeg. Egbert van Groenenberg sloeg echter terug. Eén van
die slagen waarbij de Gelkingers zich met de Drenten verbonden vond plaats op 15 augustus 1227 en staat bekend als de Slag bij Ane.
Bisschop Otto van der Lippe besloot zich er persoonlijk mee te bemoeien en riep vele edelen en bewapenden bijeen.
Rudolf van Coevorden "bedachte die grote mogentheit des bisscops, brack sijn beset van Groningen ende satte
sijn tenten bi dat dorp to Covorden ende bedachte, dat daer een breet onlant ende ene zudde lach, daer men niet lichte mochte
overcomen". Bron: Cronike van den greven van Benthem.
Bij het dorpje Ane kwam het tot een uitbarsting waarbij de bisschop met een stoet van edelen, een groot ridderleger en
veel voetvolk de heersers uit Coevorden tot orde wilde roepen. Het leger van drost Rudolf bestond uit een handvol
mannen, vrouwen, kinderen en grijsaards die liever tot de laatste druppel bloed wilden vechten, dan zich het bloed
onder de nagels weg te laten halen.
Otto van der Lippe had niet op de gevaren van het veen gerekend. Gevaren die de plaatselijke bevolking beter kende dan
wie dan ook. Paarden en geschut zakten weg in het moerassige veen. Vele ridders van het bisschoppelijke leger, meer dan
400 man sterk, kwamen om, waaronder bisschop Otto van der Lippe. In 1923 werd bij het graven van het
Kanaal Coevorden-Ane onder andere een zwaard en vechtnaald gevonden die jarenlang in de Oudheidkamer van Emmen waren te zien.
In diverse middeleeuwse kronieken zijn de namen van de gesneuvelden bij de Slag van Ane
vastgelegd. Onder de gesneuvelden waren ook twee inwoners uit Emmen. Hun namen worden door de
beschikbare bronnen verschillend geschreven:
- Gerloch de Empe Bron: Wilhelm Nagge
- Gerlich ende Derck van Empne Bron: Antonius Matthaeus
- Gerlach ende Derck van Empre Bron: Gerhard Dumbar
- Gerlacus & Theod. de Empne Bron: Cronike van den greven van Benthem
Hedendaagse bronnen vermelden dat het gebroeders waren, andere bronnen
melden vader en zoon. Ook wordt vermeld dat zij op dat moment
de pachters waren van "het Heerenhoff tot Empne", de hof van de bisschop.
De historische bron(nen) van bovenstaande is niet bekend.
Na het grote verlies bij Ane jammerde, klaagde en huilde de geestelijkheid van Utrecht
"omdat vanaf het begin der tijden tot op onze dagen nog niet gehoord is van zo’n onmenselijke slachting
als de Coevordenaren en de Drenten hebben aangericht tegen de bisschop en zoveel hierboven genoemde edele ridders en
ministerialen van de kerk." Bron: Quedam Narracio.
Daarna verkoos het Willebrand, bisschop van Paderborn, heer van de Herdenbergh (een slotstee waar Hardenberg naar
is vernoemd), als opvolger. Hij moest de dood van Otto van der Lippe wreken.
Willebrand viel met een talrijk leger op/omstreeks Sint Hiëronimusdag (30 september 1228)
op zes verschillende plaatsen Drenthe binnen. Rudolf zag in dat hij hier niet tegen opgewassen was en gaf zich op 10 oktober 1228 over.
Bij één van die aanvallen werd geheel Emmen, "totum Emne",
platgebrand en verwoest. Een monnik of notulist in de nabijheid van de bisschop maakte hiervan in 1232 melding in de
Quedam Narracio: "aan de zuidkant zijn de Twentse ridders onverschrokken bij Coevorden Drenthe binnengetrokken.
Ze hebben heel Emmen geplunderd en platgebrand, maar ze hebben daar niet doorgezet."
Van deze brand in 1228 zijn tijdens onderzoek in de
Grote Kerk brandsporen teruggevonden in een oude lemen vloer van de derde
houten kerk die op dezelfde plek heeft gestaan. Bron: Masterscriptie P. den Hengst 2012.
Was de Heerenhof ook verbrand? Is deze naderhand opnieuw opgebouwd? Later
in tijd wordt de Heerenhof weer in oude archiefstukken vermeld.
|